Huis ontstoren wordt ook wel ontstralen genoemd
Als eerste onderzoeken we welke straling er in het huis is. We kijken naar laag- en hoogfrequente straling en aardstralingen. Daarvoor gebruiken we laag- en hoogfrequente stralingsmeters en een lecherantenne. We onderzoeken het hele huis en letten op straling die bewoners (of de buren) zelf kunnen verminderen. Het kastje van de Ziggo of KPN maakt bijvoorbeeld een sterk wifi signaal, terwijl er ook een router is. Dan kan één van de twee uitgezet. Zo is er in een huis vaak veel straling waar de bewoners zich niet bewust van zijn. En dat is straling die vaak makkelijk is weg te halen of te verminderen.
Er is ook straling die van buiten komt en in de woning doordringt. Dat kan elektromagnetische straling zijn van zendmasten, maar het kunnen ook stralingen uit de aarde zijn (aardstralen). Om dat te onderzoeken tekenen we een plattegrond van een slaapkamer (zie tekening). Daar waar de straling het sterkst is zetten we een lijntje op de tekening. Zo ontstaat er een patroon van lijnen op de tekening. Dat patroon laat ook zien of iemand op een plek slaapt waar veel straling is.
Als we weten waar de straling is, kunnen we beginnen met ontstoren.
Ontstoren gebeurt met behulp van polers. Dit zijn kleine apparaatjes die precies afgestemd zijn op de frequentie van de straling. Voor ieder soort straling is dan ook een andere poler. Aan de hand van de tekening is duidelijk waar precies de poler geplaatst moet worden: daar waar de straling het sterkst is.
Een poler is een klein blokje van 2x2x4 cm. In het blokje zit een magneetspoel. Door deze magneetspoel ontstaan een zwak magnetisch veld. Deze poler hangen we op de plek waar de straling het sterkst is. Daardoor ontstaat een interferentie: het magneetveld beïnvloedt de straling die van de zendmast of een andere bron komt. Ook voor aardstralingen gebruiken we polers.
Door de polers hebben mensen (en dieren) geen last meer van de straling.